auteur: Hilde Orye Mensen van mijn leeftijd, en dan heb ik het over de frisse vijftigers, kennen Beatrix Potter van haar heerlijke kinderverhalen: Peter Rabbit, het ondeugende konijntje dat talloze avonturen beleeft in de tuin van de buurman, Mister McGregor. Misschien ken je Jeremy Fisher, de kikker die op een regenachtige dag besluit om te gaan vissen maar net op het nippertje aan een forel kan ontsnappen. Haar boeken zijn wereldwijd gekend en verfilmd. Wat weinigen echter weten is dat in Beatrix Potter een wetenschapper schuilt die zich een groot aantal jaren aan de studie van zwammen heeft gewijd. En dit deel van haar zetten we vandaag in de schijnwerper. Beatrix Potter wordt geboren in een rijke familie in 1866. Zij groeit op in het Victoriaanse tijdperk (1837-1901). Vrouwen zijn tweederangsburgers tijdens deze periode. Zij worden geacht het huishouden in goede banen te leiden, de huwelijken te regelen en sociale contacten te onderhouden. Kinderen uit rijke families krijgen thuisonderricht en leven grotendeels binnen de muren van hun huis. Beatrix is als kind al leergierig en toont interesse in natuur en dier. Haar vader, amateurfotograaf en natuurliefhebber, neemt de jonge Beatrix regelmatig mee op zijn wandeltochten. Beatrix heeft een opmerkelijk observatievermogen en neemt regelmatig dingen mee naar huis om te bestuderen en te schetsen. De speelkamer is een soort rariteitenkabinet en kleine zoo met konijnen, kikkers, muizen en vleermuizen. Zelfs een slang als huisdier zorgt voor vertier.
Het maken van botanische illustraties was in de Victoriaanse periode een geliefkoosd tijdverdrijf voor vrouwen uit gegoede families, zo ook voor Beatrix. Eén van haar meest geliefde onderwerpen zouden paddenstoelen worden. De eerste aquarellen die wij van haar hebben stammen uit 1887. Eén jaar nadat haar vader 2 volumes van de Mycologia Scotica (3) cadeau gaf aan de amateur mycoloog Charlie McIntosh (4) schildert Beatrix dit portret van de Hydnum repandum en de Helvella crispa. 4 jaar later zou ze Charlie McIntosh voor de eerste keer zelf ontmoeten. Het begin van een boeiende samenwerking waarbij Charlie specimen opstuurt naar Beatrix en zij illustraties maakt.
In de zomer van 1893 schildert Beatrix 6 portretten van fungi (7) waaronder de Strobilomyces strobilaceus, de Geschubde boleet of ‘Old man in the forest’, een zeldzaam specimen dat zij tijdens één van haar zomerwandelingen vindt op het domein te Eastwood. Zij maakt een 3-tal illustraties van deze soort en geeft een tekening aan C. McIntosh, samen met een kleine schets van de plaats waar zij de paddenstoel vond. Tijdens de winter van datzelfde jaar ontmoeten zij elkaar weer. Beatrix heeft nu haar eigen uitgave van Stenvenson’s boek dat zij grondig bestudeerd heeft. Zij heeft spijt dat ze het boek niet eerder had. Haar illustraties zouden veel accurater geweest zijn, meent zij. McIntosh neemt zijn rol als mentor serieus en geeft haar veelvuldig aanwijzingen hoe zij haar illustraties kan verbeteren. Beatrix die niet vies is van zelfkritiek is dankbaar met zijn advies. Zij neemt zijn advies ter harte en dat is te zien in haar latere illustraties, waar zij ook dwarsdoorsnedes van de stam en hoed toe voegt aan de hoofdillustratie om te tonen hoe de lamellen bevestigd zijn. Haar kleuren zijn transparant maar heel natuurgetrouw. Haar fijn penseelwerk geeft de fungus textuur en gewicht. Haar composities en weergave van de paddenstoel met het substratum geven de illustraties een levend karakter. De daaropvolgende twee jaren neemt haar interesse voor fungi nog toe en zal zij 73 illustraties maken. Op aanraden van McIntosh maakt zij ook illustraties van dissecties onder de microscoop. Het gebruik van de microscoop wakkert haar interesse aan in de voortplanting van fungi. Wie had gedacht dat zij op dit vlak baanbrekende ontdekkingen zou doen… De jaarlijkse vakanties in Schotland zijn heerlijke momenten voor Beatrix. Elke dag maakt zij lange excursies met haar pony en phaëton (5). Zij voelt zich vrij en maakt lange natuurwandelingen. In 1895 verzamelt zij jonge exemplaren van de Boletus granulatus, de melkboleet. McIntosh schrijft dat ze heel slijmerig zijn en melkachtige gele druppels vormen op de sporen en de stam. Beatrix gebruikt haar microscoop om de sporen te tekenen die zich vormen op kleine cellen, basidia genoemd. “Kunnen deze sporen ontkiemen?” vraagt zij zich af. “Hoe komen zij de winter door?” en “In weke vorm komen ze weer tevoorschijn?” Weinig mycologen stellen zich in die tijd deze vraag, maar Beatrix besluit om zich te wijden aan dit onderzoek en maakt stilletjes aan de overgang tussen amateur verzamelaar en illustrator naar onderzoeker. Opnieuw heeft zij hierbij een mentor nodig en deze keer besluit zij om de hulp in te roepen van de mycologen in Kew. Tijdens de koloniale periode bestond de rol van Kew in het onderzoeken van nieuwe plantensoorten, maar daarnaast had Kew ook een belangrijke commerciële functie. In Kew werd onderzocht of hun nieuwe aanwinsten in eigen land konden gedijen en commercieel konden uitgebuit worden. “Imperial Kew” is einde 19de eeuw een bastion geworden. Amateurs en vrouwen worden langzamerhand geweerd uit Kew en er is een trend om de natuurwetenschappen enkel voor een wetenschappelijke mannelijke elite open te stellen. Toegang tot Kew krijg je enkel met een tijdelijk ‘studententicket’ dat via een sponsor aangevraagd wordt bij de directeur. Beatrix, nu verdiept in haar onderzoek naar de voortplantingssystemen bij fungi, wenst hierover te spreken met George Massee, mycoloog in Kew, maar moet hiervoor een aanbeveling krijgen van een gekend wetenschapper om een studententicket te bemachtigen. Dit ticket krijgt ze via haar oom Harry Roscoe, een befaamd chemicus en politiek actief. Samen gaan ze naar Kew waar zij een afspraak hebben met de directeur Thiselton-Dyer. Tijdens het interview wordt als snel duidelijk dat Thiselton-Dyer niet hoog oploopt met vrouwen en Beatrix wordt totaal genegeerd. Toch krijgt zij in mei 1896 een studententicket.
Eind augustus 1896 krijgt zij van McIntosh bekerzwammen uit de buurt van Lakefield. Beatrix ontkiemt de soorten met succes, meer nog ze vermoedt dat de paddenstoelen die zij tekent slechts een tijdelijke vorm zijn en dat tijdens de winter de fungi onder de grond een andere vorm aannemen, namelijk dat van schimmels. Zij is ook de mening toegedaan dat die schimmeldraden de manier zijn waarop bekerzwammen zich van boom tot boom verspreiden. Haar ideeën worden gestaafd door haar experimenten en haar observaties onder de microscoop. Enthousiast over haar bevindingen licht zij McIntosh en haar oom Henry Roscoe hierover in. Roscoe echter begrijpt niet ten volle wat zij eigenlijk ontdekt heeft, maar begrijpt wel haar noodzaak om iemand van Kew te vragen of men daar dezelfde bevindingen al had. Dus schrijft Roscoe een brief aan Massee in naam van Beatrix. In twee dagen tijd krijgt zij antwoord van Massee die haar het werk van Oskar Brefeld “Botanische Untersuchungen über Schimmelpilze (1872-96), een 12-delige klepper aanbeveelt. De volgende ochtend rijdt Beatrix met haar pony naar Kew voor een gesprek met Massee. Het duurt niet lang eer Beatrix door heeft dat Massee eigenlijk niet veel weet over het kweken van sporen. Massee van zijn kant twijfelt of de bevindingen van een amateur zoals Beatrix wel correct zijn, maar Beatrix verdedigt haar bevindingen met verve. Haar oom, Roscoe, begrijpt ondertussen het belang van wat zij gevonden heeft en raadt haar aan om haar onderzoek verder te zetten, uit te schrijven en te staven met tekeningen. Beatrix begrijpt ook dat de omstandigheden in haar keuken verre van ideaal zijn en leert hoe zij haar microscoopglazen steriel kan maken. Op 3 december gaat zij terug naar Kew en heeft een brief mee voor directeur Thiselton-Dyer: “Sir H. Roscoe sent me to ask whether you would be kind enough to look at some of my fungus drawings which he is interest in. I do not quite like to give the paper to Mr Massee because I am afraid, I have rather contradicted him. Uncle Harry is satisfied with my way of working but we wish very much that someone would take it up at Kew to try it if they do not believe my drawings. Mr Massee took objection to my slides, but the things exist, and will be all done by the Germans. It is rather a long paper to ask you to be kind enough to read. “(9) Zij gaat niet enkel over het hoofd van Massee met deze brief, maar daagt ook de wetenschappelijke elite in Kew uit door te insinueren dat de Duitsers haar theorieën wel zullen beamen en dat de Engelse wetenschappers achteraan zullen hinkelen. Je kan je voorstellen dat haar brief voor enorme ophef zorgt: een vrouwelijke amateur die de mannelijke wetenschappelijke elite uitdaagt! Beatrix ontdekt niet enkel bewijs van het mycelium, maar speelt ook nog met een tweede belangrijke bevinding, nl. dat korstmossen een symbiose zijn tussen een alg en een fungi. Enkel de Zwitserse plantkundige Simon Schwendener had dit al vermeld, maar zijn bevindingen waren door de rest van de toenmalige botanici weggelachen. Op 7 december verzamelt Beatrix Potter al haar moed bij elkaar om een tweede bezoek aan Thiselton-Dyer te brengen. Haar tweede bezoek want 4 dagen eerder had zij al geprobeerd haar onderzoek voor te leggen aan de directeur, maar tijdens haar eerste bezoek kon zij haar zenuwen niet de baas en was ze het kantoor ontvlucht nog voor zij de directeur had kunnen spreken. Deze keer pakt zij het anders aan. Ze besluit de krant te lezen totdat Thiselton-Dyer zijn kantoor betreedt. Het is duidelijk dat Thiselton-Dyer niet opgezet is met haar bezoek, nog minder met haar theorieën die hij afmaakt als “mares nests” (illusies). Hij bekijkt niet eens haar tekeningen. Beatrix Potter, zeker van haar zaak, neemt zijn houding zeer kwalijk en zegt hem dat hij al haar bevindingen 10 jaar laten zou lezen in boeken. Dadelijk na haar bezoek aan Thiselton-Dyer besluit ze in haar strijdlust ook Massee nog een bezoek te brengen. Tot haar verbazing is Massee wel bijgedraaid en wil hij haar theorieën, ook die van de korstmossen, geloven. Tegen het einde van de week bezoekt zij haar oom die voor haar neus een brief zwaait van directeur Thiselton-Dyer. Haar oom is furieus over de onbeschofte manier waarop Thiselton over zijn nicht spreekt en besluit de bevindingen van zijn nicht voor te leggen aan de Linnaeus Society. In ruil moet Beatrix haar bevindingen staven met experimenten en tekeningen. Beatrix doet dit met een enorme toewijding. Zij leest het volumineus werk van Brefeld maar vindt geen aantekeningen terug of hij zelf sporen had laten ontkiemen. Het werk bevat veel theorieën, maar geen experimenten. In het werk van Louis Pasteur over penicillium en Aspergillus glaucus vindt Beatrix wel de vorm waarin ze haar eigen bevindingen wil gieten. De komende periode wijdt zij zich volledig aan schimmels. Ze haalt zelfs de gevaarlijke Serpula lacrymans, echte huiszwam, in huis zonder het medeweten van haar ouders. Met de grootste voorzichtigheid probeert zij ook met deze zwam de sporen te laten ontkiemen. Beatrix zet ook haar onderzoek over korstmossen en de symbiose tussen algen en fungi verder. Niemand in haar nabije omgeving, noch de wetenschappers in het Natural History Museum, noch Massee in Kew deelt in die periode haar mening. Haar bevindingen getuigen echt wel van een uitstekend observatievermogen en van een open geest die zo nodig is om goed onderzoek te leveren. Op 1 april 1897, om 19.00 uur komen de leden van de Linnean Society bijeen Er liggen verschillende verhandelingen op tafel, o. a. ééntje van Thiselton-Dyers, maar ook een onderwerp genaamd: “On the Germination of the Spores of Agaricineae” door Mej. Helen B. Potter. Beatrix zelf is niet aanwezig. Enkel mannen toegelaten… Haar verhandeling samen met enkele tekeningen van haar microscopisch onderzoek wordt op de tafel gelegd ter inzage en discussie. Er wordt een kort stukje voorgelezen, maar het onderzoek wordt niet verder ter discussie voorgelegd. De gevestigde wetenschappers hechten geen belang aan haar onderzoek en negeren haar conclusies. Beatrix zelf is echter blij met het feit dat haar onderzoek het haalt tot op de tafel van de Linnaean Society. Een kleine triomf voor een vrouw in dit Victoriaanse tijdperk. Beatrix’ conclusies over de symbiose tussen algen en fungi zou later wel bewezen worden. Nota's:
(1): Millais behoort tot de prerafaëlieten. Beatrix is weg van zijn werk “Ophelia” (2): William Holman Hunt, “The trial of the innocents”, (3): 1879, een werk van de amateur mycoloog Eerwaarde John Stevenson (4): 1839-1922, componist, muzikant en amateur botanist. Hij ontdekt en benoemt 13 nieuwe fungi soorten in Engeland. (5) lichte 4-wielige koets voor vrouwen (6) BP Journal (29 Oktober 1892), 306, Beatrix drijft de spot met het uiterlijk van de nogal timide Charlie McIntosh en vertelt hoe hij met zijn ogen rolde bij de eerste ontmoeting, “alsof hij een hele donut probeerde door te slikken”. Voor zijn kennis i.v.m. fungi heeft zij een enorme bewondering daarentegen. (7) Deze reeks van 6 portretten signeert zij met ‘Eastwood 1893’. (8) cryptogram is een plant die zich voortplant met sporen
0 Comments
|
AuteurGepassioneerd door de natuur: Observeer ze goed en je ontdekt wonderlijke dingen. Archieven
September 2024
botanisch tekenaar
Alles
|