-of- hoe ik onverwachts een reisje naar Japan maakte
Einde negentiende eeuw kwam hierin langzamerhand verandering. De open compositie deed haar intrede in de kunst en ook in botanische tekeningen. In een open compositie wordt het voorwerp zo geplaatst dat het gedeeltelijk verdwijnt achter het frame. De close up laat de ogen van de toeschouwer dwalen naar de grenzen van het beeld toe. In tegenstelling tot de gesloten compositie krijgt men een dynamisch gevoel wanneer men naar het werk kijkt. Volgens Rita Parkinson, schrijver van het fantastische boek “The botanical art files, Composition, the design guide for botanical artists”, ligt de oorzaak bij de invloed van de fotografie, de film en de hedendaagse kunst, maar eerlijk gezegd vind ik dat zij er zich nogal vlug van afmaakt op deze manier. Volgens mij ligt de oorsprong van deze verandering in de populariteit van de Japanse kunst einde negentiende, begin twintigste eeuw. Belangrijke kenmerken van de traditionele Japanse kunst zijn:
Met de Meiji restauratie in 1868 sloot Japan een lange periode van isolement af en opende zij haar grenzen voor het Westen. Samen met handelswaren importeerden de Japanners fotografie en westerse printtechnieken. In ruil kwamen veel Japanse kunst artefacten (keramiek, ukiyo-e prints, textiel…) naar het Westen waar ze razend populair werden. Het begin van de Japonaiserie. Er ontstond een verzamelgekte van Japanse kunst. Vooral ukiyo-e, waarvan de eerste exemplaren getoond werden in Paris, werden enorm populair. In 1856 stootte de Franse artiest Bracquemont op een kopie van het schetsboek Hokusai manga dat als inpakpapier gebruikt was voor een lading porselein! Dit was het beginpunt van zijn verzameling Japanse kunst die hij maar al te graag deelde met zijn vrienden. De beeldende kunst uit Japan werd zo een gemeenschappelijk thema. De rijkversierde Japanse houtsneden van Hiroshige (1797–1858) beïnvloedden een aantal westerse ontwerpers. Bewijs hiervan zijn de organische vormen van de art nouveau. In 1862 opende ” La porte Chinoise” in Parijs zijn deuren in de rue de Rivoli. Het was een winkel die diverse Japanse goederen verkocht en bijzonder populair was bij de Franse artiesten. Eén van de trouwe klanten was de Franse schilder Degas. Hij nam niet zozeer de thema’s over, maar wel de Japanse esthetiek: lange verticale formaten, asymmetrische compositie (ha, rinkelt er al een belletje?), vogelperspectief, open ruimtes en een focus op decoratieve motieven. Vanuit Parijs verspreidde zich de liefde voor de Japanse esthetiek naar de rest van Europa. Whistler, een Britse kunstenaar, speelde een heel voorname rol in het introduceren van Japonaiserie in Engeland. Tijdens zijn jaren in Parijs verzamelde hij een prachtige collectie Japanse kunst die hij in 1859 meenam naar Engeland. In 1862 had er in Londen een internationale tentoonstelling plaats met een Japanse sectie die beschouwd wordt als één van de meest invloedrijke gebeurtenissen wat betreft de Japanse kunst in het Westen. Vooral de decoratieve kunst werd beïnvloed door de stijlkenmerken van de Japanse kunst en wordt aangeduid met de term anglo-japanse stijl. Een mooi voorbeeld van deze invloed zijn de schilderijen en designs van Whistler in zijn Peacock Room.
Hun werken waren enorm geliefd bij het Britse publiek en hadden een grote invloed op de compositie van botanische tekeningen in de daaropvolgende jaren, o. a. ook op deze dame waarvan ik vorig jaar een mooi boek cadeau kreeg: Jeannie Foord (data onbekend). ‘Decorative plant and flower studies for the use of artists, designers, students & others’, (London B.T. Batsford; New Your, C. Scribner’s Sons, 1906). Het boek bevat 40 gekleurde prenten met beschrijving van de plant met meer dan 400 studies van de groei en details. Het is een schoolvoorbeeld van Art Nouveau en van de incorporatie van de Japanse esthetiek in de botanische kunst. Over de kunstenares en auteur is héél weinig geweten. Vrouwelijk kunstenaars kregen in deze periode sowieso maar weinig aandacht in tegenstelling tot hun mannelijke collega’s. Zij was een Schotse, afkomstig van Glasgow en was werkzaam einde 19de en begin 20ste eeuw. Haar werk heeft enorm veel kenmerken gemeenschappelijk met de Japanse ukiyo-e prenten. De beelden zijn simpel van vorm, hebben duidelijke omtreklijnen en verdwijnen buiten het frame. Haar manier van signeren doet denken aan de stempels die de Japanse kunstenaars gebruikten. Voor de reproductie van haar tekeningen deed zij beroep op de Parijzenaar E. Greningaire die bedreven was in de lithografie en pochoirdruk. (1) J. Foord’s tekeningen werden geprezen voor hun detail en accuratesse en waren bedoeld voor studenten en ambachtslieden die decoratieve voorwerpen maakten. In haar voorwoord zegt zij dat het niet haar bedoeling was om een realistische weergave van de plant te geven. Met het oog op praktische doeleinden wil zij de sterkte, de delicatesse en het karakter van de vorm naar voor brengen door een simpele lijnvoering, maar wel met behoud van de charme en bevalligheid van de plant zelf. Zij is maar één van de velen die een nieuwe weg bewandelde. Natuurlijk bleef de gesloten compositie een zeer grote rol spelen, maar de open compositie had zich een plaatsje in de kunstwereld kunnen veroveren en ook in de wereld van de botanische kunst. Opmerking
Jeannie Foord, "Decorative Plant and Flowerstudies", London B.T. Batsford, 1906 Neuer, J.C. Sliedrecht Smit, "Ukiyo-e 250 jaar Japanse prentkunst", Reed business Rita Parkinson, "The botanical art files, Composition", Rita Parkinson, 2015 Wikimedia
0 Comments
Er was een leerkracht die zijn studenten fotografie in twee groepen verdeelde. De eerste groep werd bij de examens beoordeeld op de hoeveelheid foto’s die ze genomen hadden. De tweede groep werd beoordeeld aan de hand van hun beste werk. De eerste groep ging meteen aan de slag en probeerde zoveel mogelijk foto’s te nemen. De leerlingen uit de tweede groep dachten maandenlang na over een concept dat de leerkracht van zijn sokken zou blazen. Op het einde van het schooljaar werden de portfolio’s van de leerlingen beoordeeld. Het zal geen verrassing zijn dat de leerlingen die tijdens het ganse jaar massa’s foto’s genomen hadden, de mooiste resultaten behaalden. Da Vinci heeft het ooit zo gezegd: ‘Mensen prijzen mij om mijn talent, maar ze zien niet de jaren van hard werk die eraan vooraf zijn gegaan’ Dikwijls maken wij er ons vlug vanaf door te zeggen dat we geen talent hebben. Wat we bedoelen is ‘Ik heb geen zin om er veel tijd in te steken’ en toch is dát hetgeen je moet doen wil je vooruit geraken. Elke dag oefenen is een kwestie van goede gewoontes kweken. Maar hoe doe je dat? Dit zijn een paar tips: - richt een plekje in voor jezelf: Installeer een gezellige hoek met inspirerende dingen rondom je waar je tot rust komt. Leg het tekenmateriaal klaar zodat je werktafel je als het ware uitnodigt om creatief bezig te zijn. - verzamel tijdens je wandelingen mooie, interessante stukjes natuur. Je moet niet altijd grote projecten doen. Vul je tekenblad met prachtige kleine dingen: zaaddozen, een takje met mos, één bloemhoofdje, een rozebottel,…. Het maakt niet uit wat je tekent, zolang je er maar plezier in hebt en je onderwerp handelbaar is. - beslis elke dag om iets miniems te doen: het gebeurt dat ik niet echt zin heb om te tekenen, ook al nadert er een deadline. Het geheel kan soms overweldigend zijn en daarom neem ik mij voor een héél klein deel van het geheel te doen, vb. één kroonblaadje van een Dahlia. Voor ik het weet ben ik dan totaal geabsorbeerd door mijn werk en ben ik 2 uur en een halve bloem verder.
- koppel je nieuwe gewoonte om te tekenen aan een andere gewoonte die je al hebt: bijvoorbeeld: elke avond eet je natuurlijk je avondmaal. Maak er een gewoonte van om dadelijk na je avondmaal minstens een half uurtje te tekenen. Je zou ook kunnen tekenen tijdens het nieuwsbericht. Wie heeft er eigenlijk baat bij om elke dag miserie te aanhoren als er zoveel moois rondom je is? - bewaar je tekeningen en maak er een soort tijdlijn van. Niets is zo stimulerend als het zien van je eigen vooruitgang. Wanneer je elke dag (of regelmatig) tekent zal je verbaasd zijn hoe snel je bijleert en verbetert. Is het OK om een keertje over te slaan? Mmm…. Hangt ervan af. Het gevaar is natuurlijk dat je van die éne keer twee keer maakt, van twee keer drie keer. Eén keer overslaan is geen ramp als je daarna terug de draad oppikt want we weten het allemaal: ‘Oefening baart kunst.’ Dus ga ervoor!
Warm rood: vermiljoen, scarlet lake, pyrol rood, Cadmium rood licht hebben een gele ondertoon Koud rood: Alizarin Crimson, madder dieprood, Quinadricone Crimson hebben een blauwe ondertoon. Warm blauw: Ultramarijn, franse ultramarijn, winsor blauw (rode variant) hebben een warme ondertoon. Koud blauw: Pthalo blauw, Winsor blauw (groene variant), Cerulean blauw hebben een groene ondertoon. Warm groen: Green Gold, Sap groen hebben een gelige ondertoon Koud groen: cobalt groen, Phtalo groen hebben een blauwe ondertoon Hoe zit het met mengen van kleuren? Wanneer je kleuren van dezelfde kleurtemperatuur mengt, krijg je een heldere kleur. Je kan bijvoorbeeld een warm geel mengen met een warm rood en dan krijg je een mooi warm oranje. Warme kleuren springen eruit, terwijl koele kleuren de neiging hebben om op de achtergrond te blijven. Dit is de reden waarom je in een compositie koele kleuren neemt voor delen die in de schaduw liggen. Een beeld dat zowel koude als warme kleuren bevat krijgt meer contrast en diepte. Links hebben we Lemon Yellow (koele kleur gemengd met een koel blauw (Cerulean blauw) links en een warmer blauw (Cerulean red shade) rechts. Aan de rechterkant hebben we een warm blauw (Winsor blue red shade) gemengd met een koel geel (Lemon yellow) links en met een warm geel (Cadmium yellow) rechts. Dit is maar een summiere uitleg over de warmte van een kleur, maar wil je meer weten over kleuren en hun interacties met elkaar, dan zijn dit interessante boeken om in huis te halen:
Interaction of color - Joseph Albers Color - Betty Edwards Making color sing - Jeanne Dobie Kleurenleer - Johannes Itten Waarschijnlijk komen radijzen oorspronkelijk uit Azië (China en Japan), maar reeds in de Oudheid waren ze geliefd bij de Egyptenaren en de Grieken. Plinius de Oudere vertelt dat de radijs bij de Grieken hoger stond aangeschreven dan de biet en de raap omdat een gouden radijs werd geofferd in de tempel van Apollo terwijl er maar een zilveren model van de biet en een loden model van de raap werden geofferd. (1) Radijzen werden door de Grieken ook voor minder sacrale doeleinden gebruikt. Mannen die van overspel beticht werden kregen door de bedrogen echtgenoot een radijs ingeplant, daar waar dat je het minst graag hebt. Ik wil niet over dit topic uitwijden, maar je moet toch bedenken dat radijzen in die periode de grootte hadden van een kleine raap…. Helemaal niet prettig dus... (2) Meer aangename informatie over deze kleine groente vinden we in het Kruydenboek van Dodoens (16de eeuw) Dodoens geeft een uitvoerige beschrijving over ‘Dan Radijs’ op pagina ccccccxxxvii oftewel pagina 637. "Er zijn wilde en tamme soorten", beschrijft Dodoens. Van de tamme radijs (Raphanus sativus) zijn er twee soorten: de eerste met rondachtige wortels die maar zelden in Brabant voorkomt en de tweede soort met een lange wortel die algemeen voorkomt. Deze laatste heeft grote, brede, ruwe, diep ingesneden bladeren zoals bij de raap. De stelen zijn rond en de raap bloeit met veel lichtpaarse kruisvormige bloempjes. Het zaad is bruin en rond en zit in kleine hauwtjes. De wortel is één tot anderhalve voet lang en is zowel van binnen als van buiten wit van kleur. Van smaak is hij scherp. De andere tamme variant heeft een dikke wortel zoals de Steckraap en is scherper en sterker van smaak. Deze tamme radijs moet elk jaar opnieuw in de moestuin gezaaid worden tijdens de braakmaand (juni) en hooimaand (juli). Hij wordt in de winter geoogst. De wilde soort (Raphanus sylvestris) (ook knopherik (Raphanus raphanistrum) genoemd) heeft grote, brede bladeren. De stelen zijn lang en dik en bovenaan groeien kleine witte kruisvormige bloempjes. Het zaad zit in kleine hauwtjes. De wortel is lang en dun en zeer scherp van smaak (bijt in de tong). Daarom wordt hij dikwijls fijn gevijzeld en als mosterd bij de maaltijd gegeten. (een beetje vergelijkbaar met het gebruik van de daikon in Azië) De wilde radijs wordt geplant, maar is in tegenstelling tot de tamme radijs méérjarig. Hij bloeit in juni en kort daarop leveren ze zaad. De waterradijs (Raphanus palustris) heeft bladeren zoals van de tamme radijs, maar niet zoveel en dieper uitgesneden. De stengel is ongeveer één voet hoog. Hij bloeit met kleine, kruisvormige gele bloempjes en het zaad zit in kleine hauwtjes. De wortel is ongeveer 1 vinger dik. De smaak is zoals die van een jonge radijs, soms sterker. Hij groeit aan de rand van stilstaand en lopend water. Ook de waterradijs bloeit in juni. In zijn uitleg over het gebruik van de radijs zegt Dodoens dat de wortels van de radijs niet zo een grote voedingswaarde hebben, maar veeleer als medicijn gebruikt worden. Ook de jonge steeltjes van de radijzen worden gegeten met olie en azijn en hebben een iets grotere voedingswaarde dan de wortel zelf. De wortel van de Radijs is smakelijk, maar geeft oprispingen en maakt winderig. Het eten van radijzen voor de maaltijd geeft oprispingen, na de maaltijd radijzen eten bevordert de spijsvertering. Een siroop van wortels en azijn doet braken en jagen de fluimen af. Het scherpt tevens de zinnen en het verstand. Een aftreksel van radijzen is water afdrijvend en zou helpen bij het oplossen van nierstenen. Het rijpt ook de fluimen in de borstkas. De wortels zijn een goed antigif wanneer je de verkeerde paddenstoelen of ander ‘venijn’ gegeten hebt. Ze wekken ook de maandstonden op. De wortels gemengd met honing worden gebruikt bij hardnekkige zweren en bij haaruitval! Het zaad van de radijs is ook een braakmiddel. Een siroop van zaad, honing en azijn zou wormen in het lichaam doden en verjagen. Zaad en azijn verkleinen de milt. De werking van de wilde radijs zou hetzelfde zijn als die van de tamme, enkel krachtiger nog. (3) Ook al vinden we tegenwoordig maar een paar soorten in supermarkten terug, toch kunnen veel oude soorten nu nog opgekweekt worden uit zaad, te vinden bij gespecialiseerde zaadhandelaars in oude soorten. (4)
(1), (2) Forgotten fruits door Christopher Stocks, p 187 (3) Krydenboek van Dodoens, p. 637 – 641 (4) https://www.steenberghen.be/winkel/groentenzaden/rammenas/ramenas-ronde-zwarte-2580/ https://www.semaille.com/696-radis https://www.zadenkopenonline.nl/tuinzaden-bestellen-groenten/radijs/index.html
|
AuteurGepassioneerd door de natuur: Observeer ze goed en je ontdekt wonderlijke dingen. Archieven
December 2024
botanisch tekenaar
Alles
|